Financiering

Risicobeheersing

Treasuryrisico’s worden in het algemeen onderscheiden in renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, valutarisico’s en beschikbaarheidsrisico’s. Binnen de Utrechtse financieringssituatie zijn met name rente- en kredietrisico’s relevant.

Renterisico
Renterisico’s worden binnen de Wet fido onderscheiden in het renterisico van de vlottende schuld en het renterisico van de vaste schuld. Voor beide soorten geldt binnen de Wet fido een eigen norm:

Het renterisico van de vlottende schuld: kasgeldlimiet
Behoudens bijzondere marktomstandigheden is kortlopende financiering goedkoper dan langlopende financiering, maar heeft als risico dat de rentelasten meer aan fluctuaties onderhevig zijn. Om die reden is in de Wet fido een norm gesteld voor het maximum bedrag waarop de gemeente haar financiële bedrijfsvoering met kortlopende middelen (looptijd < 1 jaar) mag financieren: de kasgeldlimiet. Hiermee wordt voorkomen dat de fluctuatie van de korte rente een te grote invloed heeft op het niveau van de rentelasten in het begrotingsjaar. De limiet wordt uitgedrukt in een percentage van het begrotingstotaal (8,5%). Uit onderstaande tabel blijkt dat de kasgeldlimiet van gemeente Utrecht voor het jaar 2020 ruim 126 miljoen euro zal bedragen.

Tabel 6 Bepaling kasgeldlimiet

Bedragen zijn in miljoenen euro’s

Begrotingstotaal aan lasten
(incl. toevoeging reserves)

1.489,5

Percentage conform Wet Fido

8,5%

Kasgeldlimiet 2020

126,6

Het financieringsbeleid is er op gericht om, vanwege de lagere rentelasten, de ruimte van de kasgeldlimiet zoveel mogelijk te benutten.

Het renterisico van de vaste schuld: de renterisiconorm.
De Wet fido definieert vaste schuld als opgenomen geldleningen met een rentetypische looptijd groter of gelijk aan één jaar. Met de renterisiconorm biedt de Wet fido een richtsnoer om renteaanpassingen van financieringen en beleggingen goed in de tijd te spreiden. Het doel daarvan is het voorkomen van een overmatige afhankelijkheid van het renteniveau in één bepaald jaar. Om dat te bereiken mag het totaal aan renteherzieningen en aflossingen op grond van deze norm per jaar niet meer zijn dan 20% van het begrotingstotaal.

Tabel 7 Bepaling wettelijke renterisiconorm

Bedragen zijn in miljoenen euro’s

Begrotingstotaal

1.489,5

Percentage conform Wet Fido

20,0%

Renterisiconorm 2020

297,9

In meerjarenperspectief kan het renterisico van de Utrechtse langlopende leningenportefeuille als volgt grafisch worden weergegeven.

In deze grafiek is het renterisico van de lange financiering in beeld gebracht. De gemeente loopt renterisico over het bedrag aan aflossingen en aflopende leningen. De gemeente heeft bepaald dat deze bedragen per jaar niet hoger mogen zijn dan 10% van de leningenportefeuille. Deze interne norm bevordert een goede spreiding en zorgt daarmee voor een goed beheersbaar renterisico. Uit de grafiek blijkt dat het renterisico over de jaren 2019 tot en met 2028 binnen de norm blijft.

In deze grafiek is ook in tabel 4 genoemde interne renterisiconorm tot uitdrukking gebracht die aanmerkelijk strenger gesteld is dan wettelijk is toegestaan. Deze interne norm is namelijk gebaseerd op 10% van de stand van de leningenportefeuille. Het voor 2020 verwachte renterisico is becijferd op circa 96 miljoen euro. Dat is binnen de eigen en daarmee dus ook ruim binnen wettelijke norm. Volgens de grafiek doen de maximale renterisico’s zich voor in de jaren 2020 en 2025. Die bedragen liggen ver onder het niveau van circa 298 miljoen euro dat wettelijk is toegestaan (zie uitkomst tabel 7).

Kredietrisico
Kredietrisicobeheersing richt zich op de kredietwaardigheid (en dus het risicoprofiel) van de tegenpartijen bij financiële transacties. Kredietrisico’s kunnen zich op twee manieren manifesteren. Ten eerste is er het directe risico dat wordt gelopen uit hoofde van door de gemeente verstrekte geldleningen. Daarnaast is een kredietrisico verbonden aan gemeentelijke borgstellingen.

Verstrekte geldleningen
De gemeente Utrecht heeft uit hoofde van de publieke taak een aantal leningen verstrekt aan lokaal opererende organisaties. Op deze leningen loopt de gemeente kredietrisico.

De restant hoofdsom van de verstrekte geldleningen zal per eind 2020 naar verwachting een kleine 51 miljoen euro bedragen. Deze leningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 8 Verstrekte geldleningen

Bedragen zijn in duizenden euro’s.

Omschrijving

Verwachte restant hoofdsom per eind 2020

Risicoprofiel

A

Leningen waarvoor beleidsregels zijn vastgesteld

  • Startersleningen uitbesteed via SVn

15.700

Laag

  • Restauratie- en energieleningen uitbesteed via URF/NRF

6.070

Laag

  • Leningen particuliere woningverbetering via SVn

762

Laag

  • Kredietbankleningen

500

Laag

B

Leningen die in een ver verleden zijn verstrekt en die langzaam uitlopen

  • Leningen Hoog Catharijne gekoppeld aan erfpachtsovereenkomsten

15.836

Laag

C

Overige leningen

  • Regentesseschool

225

Laag

  • Stichting Stadsschouwburg

815

Middel

  • Stichting Bibliotheek

1.602

Laag

  • Stichting Energie Transitie

5.050

Laag

  • Stichting Muziekpaleis
  • (kredietfaciliteit, max. 16 miljoen euro)

1.000

Middel

  • Stichting Centraal Museum
  • (kredietfaciliteit, max. 4,7 miljoen euro)

1.000

Middel

  • Huurders Stadskantoor (1)

2.223

Laag

  • SV Rivierwijkers

105

Laag

Totaal

50.888

  1. Dit betreft een vordering op huurders vanwege niet-terugvorderbare BTW. Deze compensatie is geregeld via de huurcontracten en heeft een looptijd van tien jaar.

Voor de leningen met een hoog risicoprofiel zijn deels afzonderlijke risicovoorzieningen opgenomen of wordt deels rekening gehouden in het gemeentebrede risicomodel voor de bepaling van de noodzakelijke omvang van de algemene reserve.

Gewaarborgde geldleningen
Borgstellingen kunnen op twee manieren voorkomen:

  1. Directe borgstelling
  2. Achtervang

Bij directe borgstellingen staat de gemeente jegens geldgevers borg voor de betaling van rente en aflossing op langlopende geldleningen die door lokale organisaties, instellingen of verenigingen zijn aangetrokken die veelal activiteiten verzorgen die in het verlengde liggen van de gemeentelijke publieke taak. Bij borgstellingen in de sfeer van sport kan er sprake van zijn dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) als mede-borg optreedt. In dat geval wordt het risico gezamenlijk gedragen.

Achtervang houdt in dat de gemeente, al dan niet samen met het Rijk, een rol speelt in de zekerheidsstructuur van een waarborgfonds, bijvoorbeeld de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Door deze structuur kunnen instellingen die bij het waarborgfonds aangesloten zijn tegen de laagst mogelijke rente lenen. Mede vanwege de strenge toelatingscriteria en periodieke toetsing door het fonds loopt de gemeente hierbij een lager risico dan bij directe borgstellingen.
Betrokkenheid van waarborgfondsen betekent dat de borgstelling wordt gedeeld. In dat geval is de netto geborgde schuld lager dan de restant hoofdsom van de lening.

Blijkens onderstaande tabel wordt per eind 2020 met betrekking tot gewaarborgde geldleningen een totaal netto geborgd bedrag verwacht van ruim 497 miljoen euro.

Tabel 9 Gewaarborgde geldleningen

Bedragen zijn in duizenden euro’s

Omschrijving/categorie

Verwachte restant hoofdsom per eind 2020

Verwacht netto geborgd bedrag per eind 2020

Netto geborgd in % van totaal

Directe borgstellingen

Organisaties volkshuisvesting en monumenten

9.475

9.374

Maatschappelijke- en zorginstellingen

11.421

11.421

Sportorganisaties

3.576

2.531

Subtotaal directe borgstellingen

24.472

23.330

4,7%

Achtervang in waarborgfondsen

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (1)

1.896.408

474.102

95,3%

Waarborgfonds Eigen Woningen (uitvoerder Nationale Hypotheekgarantie) (2)

nnb

Totaal

1.920.880

497.432

100,0%

  1. Het hierboven weergegeven netto geborgde bedrag is gewaardeerd op 25% van de door het WSW geborgde restantsom. Deze 25% betreft het zogenoemde schadegemeentedeel. Op dit moment wordt in G4-verband samen met VNG, WSW en het Ministerie van BZK gezocht naar een wijze waarop gemeenten eenduidig het WSW-achtervangrisico in begroting en jaarrekening tot uitdrukking kunnen brengen. Op dit moment wijkt dat tussen gemeenten onderling namelijk sterk af. Gelet op een binnen het WSW nieuw gestart strategisch programma, met mogelijke gevolgen voor het achtervangaspect, is dit onderzoek even getemporiseerd. Het is daarmee nog niet bekend wanneer dit advies beschikbaar komt.
  2. Gemeenten zijn per 1-1-2011 uit de WEW-achtervang getreden. Voor NHG-garanties die tot dat moment zijn afgegeven blijft de gemeente nog wel aanspreekbaar. De tot 2011 afgegeven en nog lopende Utrechtse NHG’s kenden per eind 2017 een oorspronkelijke hoofdsom van circa 1,4 miljard euro. Het WEW heeft geen informatie beschikbaar waaruit blijkt hoeveel daarvan nog openstaat.

Zowel WSW als WEW geven elk jaar een meerjarenprognose af met betrekking tot het mogelijke beroep op de achtervang. Gezien de eigen garantievermogens van beide fondsen wordt dat risico vooralsnog als nagenoeg nihil ingeschat.

Over het algemeen is het risicoprofiel van de direct gewaarborgde geldleningen laag. Een verhoogd risico doet zich voor bij de volgende waarborgen:

Verwacht netto geborgd per eind 2020

Risico

  • NRF Monumentenzorg   

6,31 miljoen euro

Middel

  • NRF Stichting Domplein

0,83 miljoen euro

Middel

  • Stichting Rijnvliet

0,62 miljoen euro

Hoog

Op grond van het Kader geldverstrekkingen dient per nieuw gewaarborgde geldlening een aparte risicovoorziening te worden ingericht, tenzij de betreffende post wordt meegenomen in het gemeentelijke risicomodel. Wij informeren u afzonderlijk indien het risicoprofiel van verstrekte leningen en van verstrekte waarborgen op leningen zich ongunstig ontwikkelt.

Voor verdere specificatie verwijzen wij naar de Staat van Gewaarborgde geldleningen bij deze begroting.

Beschikbaarheidsrisico
In het betalingsverkeercontract met haar huidige huisbankier heeft de gemeente Utrecht een kredietfaciliteit van 80 miljoen euro afgesproken op de lopende rekening courant. Na de wisseling van huisbankier per 1 januari 2020 (zie ook hierna onder het kopje Kasmanagement) zal de gemeente beschikken over een kredietlimiet van 30 miljoen euro plus een zogenoemde intradaglimiet van 120 miljoen euro.
Bovendien heeft de gemeente, vanwege haar overheidskredietwaardigheid, nagenoeg onbeperkte toegang tot zowel de geld- als de kapitaalmarkt. Het beschikbaarheidsrisico kwalificeren wij daarmee als nagenoeg nihil.