Actualisatie financieel beeld

Financiële ontwikkelingen voor programmabegroting 2020
Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2019 zijn er nieuwe ontwikkelingen die financiële gevolgen hebben voor de programmabegroting 2020. Deze ontwikkelingen zijn in onderstaande tabel weergegeven en zullen daarna nader worden toegelicht.

Financiële ontwikkelingen

x € 1.000

Omschrijving

2019

2020

2021

2022

2023

Struc.

Totaal t/m 2023

Stand Voorjaarsnota 2019

20.673

-21.905

-6.775

7.180

2.200

0

1.373

Voorziening: coalitieakkoord

-1.373

0

0

0

0

-1.373

Meicirculaire

0

-4.035

-8.111

-8.431

-2.089

-2.089

-22.666

Meicirculaire vrijval jeugd

2.000

4.000

4.000

0

0

0

10.000

Stelpost inkomsten jeugd rijk

0

0

0

6.000

6.000

6.000

12.000

WSW en re-integratie

0

780

687

1.084

1.601

1.601

4.151

Stelpost inkomensdeel wet Werk & Bijstand

0

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

12.000

Vermindering structurele bezuinigingstaakstelling

0

0

-2.511

-6.511

-6.511

-6.511

-15.533

Invulling incidentele taakstelling

422

-1.162

-100

890

-50

0

0

Ingroei structurele bezuinigingstaakstelling inclusief benutten restant voorziening

391

1.742

-1.619

-606

0

0

-22

Structurele voorziening sociaal domein

0

0

-2.000

-2.000

-2.000

-4.000

Saldo corresponderende posten meicirculaire 2019

163

0

0

0

0

0

163

Totaal

22.276

-17.510

-11.429

-606

2.151

1

-3.977

Stand Voorjaarsnota 2019
De Voorjaarsnota 2019 is structureel sluitend. Dit is inclusief de nog in te vullen structurele taakstelling van 9 miljoen euro in 2021, oplopend naar 13 miljoen euro vanaf 2022 en verder. De Voorjaarsnota 2019 laat een incidenteel overschot zien van 1,373 miljoen euro. Dit overschot is bedoeld als voorziening op de realisatie van de diverse taakstellingen, waaronder de invulling van de taakstelling incidentele verlaging intensivering coalitieakkoord van 7 miljoen euro.

Voorziening op het totaal pakket aan maatregelen
Zoals bij de Voorjaarsnota 2019 besloten wordt de incidentele financiële ruimte van 1,373 miljoen euro uit de Voorjaarsnota 2019 als incidentele voorziening gereserveerd op de totale realisatie van het pakket van maatregelen. Deze voorziening is benut voor de taakstelling incidentele verlaging intensivering coalitieakkoord van 7 miljoen euro en de structurele taakstelling van 6,5 miljoen

Meicirculaire
De ontwikkeling van de algemene uitkering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van de totale rijksuitgaven (accresrelevante uitgaven; ARU). Voor 2020 wordt het accres neerwaarts bijgesteld met 249 miljoen euro. Dit lagere accres heeft negatieve gevolgen voor het financiële beeld.
De verklaring voor de neerwaartse bijstelling ligt in de lagere ontwikkeling van de lonen en prijzen. De raming hiervan in het Centraal Economisch Plan (CEP) is lager dan bij de Miljoenennota. Daardoor geeft het Rijk minder uit aan compensatie van lonen en prijzen. Dat zorgt voor lagere accresrelevante uitgavenontwikkeling en daarmee een lager accres.
Omdat Utrecht zowel de lasten- als de batenkant van de begroting in constante prijzen raamt, levert de bijstelling van het accres vanaf 2021 geen financieel nadeel op. De groei van het gemeentefonds als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen vanaf 2021 hebben wij nog niet begroot. Net als dat we aan de lastenkant de stijgende kosten nog niet hebben geraamd. In de Voorjaarsnota is de loon- en prijsontwikkeling tot en met 2020 verwerkt.

In Utrecht stijgt de WOZ-waarde meer dan het landelijk gemiddelde. In het gemeentefonds is dit een negatieve component, omdat dit een verdeelmaatstaf is die bij de berekening van het gemeentefonds een rol speelt. Utrecht krijgt daarom minder middelen uit het gemeentefonds.

Meicirculaire vrijval jeugd
In de Voorjaarsnota 2018 van Utrecht is er vanaf 2019 structureel 4,0 miljoen euro toegevoegd vanuit de algemene middelen aan de budgetten van de Jeugdzorg. Omdat we nu aanvullende middelen ontvangen in deze meicirculaire is de bijdrage uit de algemene middelen niet meer nodig in de jaren 2019 t/m 2021. Bij de Voorjaarsnota 2019 is van dit bedrag 2 miljoen euro incidenteel ingeboekt in 2019.

Stelpost inkomsten jeugd rijk
Voor de jaren 2022 en 2023 kan door de gemeente een stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ geraamd worden: per gemeente naar rato van de 300 miljoen euro (in 2021). De bij de meicirculaire toegekende extra middelen voor jeugd zijn incidenteel, terwijl de knelpunten bij de jeugdzorg volgens de gemeenten structureel zijn. Daarom is in de brief van de minister en staatssecretaris van VWS aan de VNG van 27 mei 2019 over de jeugdzorg opgenomen dat aanvullend onderzoek wordt verricht om te bepalen of, en zo ja, in welke mate gemeenten structureel middelen nodig hebben. Daarnaast staat in de brief dat het kabinet in overleg met de provinciale toezichthouders zal komen met een richtlijn die ertoe leidt dat de toezichthouder de afspraak over het onderzoek accepteert als basis voor dekking in de meerjarenbegroting van gemeenten. Met andere woorden: de incidentele dekking kan (onder nog te bepalen voorwaarden) structureel worden ingeboekt. Het Ministerie van BZK en de VNG zijn nu in overleg met provinciale toezichthouders tot de volgende richtlijn gekomen:

  1. De extra middelen jeugdzorg voor de jaren 2019 tot en met 2021, die onderdeel uitmaken van de algemene uitkering, worden als structureel dekkingsmiddel aangemerkt.
  2. Voor de jaren 2022 en 2023 kan door de gemeente een stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ geraamd worden: per gemeente naar rato van de 300 miljoen euro (in 2021).
  3. Deze stelpost ‘Uitkomst onderzoek jeugdzorg’ kan structureel worden opgenomen.
  4. Voorwaarde is dat daarnaast de gemeente tevens zelf maatregelen neemt in het kader van de transformatie rondom jeugdzorg en ggz mede gericht op beheersing van de kosten. Gemeenten spelen immers zelf ook een actieve rol in de transformatie en daarmee ook in het kunnen beperken van de uitgaven.

De gedeputeerde van de provincie Utrecht die verantwoordelijk is voor financieel toezicht heeft aan deze richtlijn toegevoegd dat een gemeente die een stelpost opneemt deze als risico benoemt in haar risicoparagraaf en meeweegt in de berekening van het weerstandsvermogen.

Wij stellen voor een stelpost van 6 miljoen euro op te nemen, zoals aangekondigd in de brief aan de Raad van 19 juni 2019 met kenmerk 6298900. In de risicoparagraaf is dit bedrag opgenomen met beheersmaatregelen, waarvan de belangrijkste is het beschikbare incidentele geld voor 2019 tot en met 2021 (in totaal 9,8 miljoen euro) zo effectief mogelijk in te zetten om de transformatie te versnellen. Door deze maatregelen is een aanvulling op het weerstandsvermogen nodig van 0,378 miljoen euro.

Van de stelpost reserveren wij een bedrag van 2 miljoen euro voor risico’s in het sociaal domein. Met de overige 4 miljoen euro kan de structurele bezuinigingstaakstelling worden verlaagd.

WSW en re-integratie
De corresponderende posten worden bij verwerking in de programmabegroting 2020 op juistheid gecontroleerd. Hierbij is gekeken naar de corresponderende posten van de meicirculaires vanaf 2015. Er is geconstateerd dat het laatste jaar voor het toevoegjaar 2019 structureel in de begroting voor de volgende jaren is verwerkt, waarbij geen rekening is gehouden met het ook na 2019 aflopende bedrag voor WSW en re-integratie. Het voordeel voor het financiële beeld loopt op naar structureel 1,6 miljoen euro. Het verschil is alleen van toepassing op WSW en re-integratie (programma Werk en Inkomen), aangezien andere bedragen van corresponderende posten geen mutaties in de toevoegjaren laten zien.

Stelpost inkomensdeel Wet Werk & Bijstand
Bij de Voorjaarsnota 2015 is besloten een behoedzaamheidsreserve te vormen om nadelen van het verdeelmodel ten aanzien van de Wet Werk & Bijstand te kunnen opvangen. Deze reserve is opgenomen als stelpost in de begroting. Bij controle op de administratieve verwerking is gebleken dat deze stelpost als structureel in plaats van incidenteel is aangemerkt. Daardoor valt deze stelpost vanaf 2020 voor 3 miljoen euro structureel vrij.

Vermindering structurele bezuinigingstaakstelling
De bovengenoemde correcties op de bedragen ten aanzien van WSW en de Wet Werk & Bijstand en de vrijval van 4 miljoen euro voor jeugd, en daartegenover het structurele nadeel van 2,1 miljoen uit de meicirculaire leiden ertoe dat ook de taakstelling van 13 miljoen euro structureel gecorrigeerd kan worden naar 6,5 miljoen euro.

Invulling incidentele taakstelling
De invulling van de incidentele taakstelling van 7 miljoen euro is in bijlage 'maatregelen sluitende begroting' ingevuld. Hieruit blijkt dat de invulling van de taakstelling op een andere wijze over de jaren plaats vindt dan bij de Voorjaarsnota 2019 aangenomen.

Ingroei structurele bezuinigingstaakstelling
De invulling van de structurele bezuinigingstaakstelling levert in de jaren 2019 en 2020 voordelen op. Doordat de taakstelling met ingang van 2021 start en pas in 2023 volledig structureel is ingevuld ontstaan in de jaren 2021 en 2022 incidentele nadelen. Met inzet van de restant voorziening is de taakstelling ook over de jaren nagenoeg geheel ingevuld.

Saldo corresponderende posten meicirculaire 2019
In de Meicirculaire worden extra middelen voor het uitvoeren van taken benoemd. De uitkering van het gemeentefonds is door deze extra middelen hoger. Er wordt bij elke post bekeken in hoeverre we met ons beleid al het doel bereiken voordat het bedrag wordt doorgegeven. Er is hierbij aangegeven dat niet het volledige bedrag noodzakelijk is, dit leidt tot een incidentele positieve impact van 0,163 miljoen euro in 2019.

Totaal Resultaat
De taakstellingen incidentele besparing coalitieakkoord en de structurele besparingsopgave zijn ingevuld. Het voorgaande leidt tot een structureel sluitende begroting en een incidenteel nadeel in de gehele meerjarenperiode vooral ten gevolge van de meicirculaire. Dit vormt straks de start voor de nieuwe Voorjaarsnota 2020. Daarbij zullen ook de volgende ontwikkelingen worden geactualiseerd.

Overige ontwikkelingen die ten tijde van de Voorjaarsnota bekend waren

  • De aanpassing van verdeelsleutels in het sociale domein (jeugd, maatschappelijke opvang) door het Rijk kan leiden tot een nadelig herverdeeleffect voor Utrecht De uitkomst van het onderzoek naar de noodzaak van structurele compensatie door het Rijk van knelpunten in de jeugdzorg kan leiden tot een lager structureel bedrag dan nu wordt ingeboekt.
  • Verdwijnen of verminderen van de G4-bijdrage naar aanleiding van herijking gemeentefonds. De insteek van BZK is om de G4-bijdrage uit de algemene uitkering van de gemeentefonds te halen. Hiervoor zal waarschijnlijk op andere maatstaven gecompenseerd gaan worden, de financiële consequenties hiervan zijn nu nog onduidelijk.
  • Waarmaken groeiprognose. Bij de Voorjaarsnota 2019 zagen we een stagnatie van de groei. We gaan er van uit dat dit een tijdelijke stagnatie is en dat de groei de komende jaren stevig doorzet. Echter de peilstok grondexploitatie 2019 laat een neerwaartse bijstelling zien van de prognose van het aantal woningen in aanbouw in 2019 en 2021. Uit de groeimiddelen (algemene uitkering en OZB) worden de nodige investeringen in verband met de groei betaald.
  • Vervallen bijdrages grondexploitaties Stationsgebied en LR aan overhead. Destijds is de overhead voor de centrale ondersteunende functies structureel uitgenomen uit alle budgetten. Ook uit de budgetten voor de grondexploitaties. Echter de grondexploitaties Stationsgebied en Leidsche Rijn zijn eindig. De grondexploitatie Stationsgebied fase 1 loopt het eerst af (2022), waardoor het tekort van 2,850 miljoen euro zich manifesteert in de meerjarenbegroting 2020-2023. In de jaren daarna loopt de grondexploitatie Leidsche Rijn geleidelijk af. Hier gaat het om een afdracht overhead van 5 miljoen euro extra opbrengsten.

Overige nadelige ontwikkelingen die na de Voorjaarsnota bekend zijn geworden:

  • Het Rijk kondigt in de meicirculaire een onderbesteding aan van circa 2,5% in 2019. Door de trap op- trap af methode leidt een onderbesteding bij het rijk tot een dito verlaging van het gemeentefonds. Deze verlaging is nog niet in de meicirculaire verwerkt maar zal naar verwachting circa 11 miljoen euro bedragen. Dit is het tweede jaar op rij dat er sprake is van een fikse verlaging van het gemeentefonds door onderbesteding bij het rijk. Mogelijk dat deze trend zich in volgende jaren doorzet.
  • Stagnatie van de wereldeconomie. De betekenis hiervan is lastig te voorspellen, maar dit zou invloed kunnen hebben op grondexploitaties (bijvoorbeeld afzet van kantoorlocaties) en de algemene uitkering doordat er bezuinigd moet gaan worden op rijksniveau, waardoor ook kortingen op het gemeentefonds ontstaan in verband met de trap-op trap-af- methode.
  • De prijsontwikkelingen in de bouw stijgen momenteel harder dan de inflatie. Dit leidt tot knelpunten in de realisatie van projecten en het handhaven van het kwaliteitsniveau.
  • De knelpunten in de Vastgoedbegroting, zoals gemeld in de tweede bestuursrapportage 2019 kennen een structurele component. De omvang hiervan is nog te onderzoeken.