Utrecht, ruimte voor iedereen
Verder aan de slag met prioriteiten voor de stad heroverwegen.
Inleiding
In de Programmabegroting 2020 zijn de voorstellen die we hebben gedaan in de Voorjaarsnota 2019 uitgewerkt. In de programmabegroting staat wat we willen bereiken, wat we gaan doen en hoe we sturen op de uitvoering. Het belang van de stad staat voorop in alles wat we doen. Zo werken we verder aan een gezonde stedelijke ontwikkeling van Utrecht.
In een periode waarin, door verschillende oorzaken, bezuinigingen onvermijdelijk zijn, blijven we investeren in de stad. We hebben ervoor gekozen kritisch te kijken naar de exploitatiebegroting van de gemeente en daarop te bezuinigen door slimmer te werken en scherpe prioriteiten te stellen.
Bij de Voorjaarsnota 2019 constateerden we al dat de financiële ruimte beperkter was dan vorig jaar. Dit komt vooral door landelijke ontwikkelingen zoals de tekorten in het sociaal domein die doorwerken in de begroting, en tegenvallende inkomsten uit het gemeentefonds. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over een nieuwe cao voor gemeentepersoneel waardoor de loonkosten stijgen. Tot slot groeit de stad minder snel dan geprognotiseerd, waardoor de inkomsten uit bijvoorbeeld de onroerendzaakbelasting lager uitvallen dan geraamd.
We kunnen niet precies voorspellen hoe deze situatie zich richting de Voorjaarsnota 2020 verder ontwikkelt. Dit komt vooral door de onzekerheid in de landelijke ontwikkelingen en ook doordat de groei van de stad niet exact te voorspellen is. Omdat wat ons betreft investeringen in de groeiende stad noodzakelijk blijven, kiezen wij ervoor bij deze programmabegroting een pakket bezuinigingsmaatregelen voor te leggen dat de langetermijninvesteringen zoveel mogelijk ontziet en met name gericht is op de exploitatiebegroting. Over deze maatregelen leest u meer in de bijlage begroting in balans.
We zijn realistisch en houden er dus ook richting de Voorjaarsnota 2020 rekening mee dat (genoemde) onzekerheden door blijven werken. We maken een investeringsagenda waarbij met het Rijk, de Provincie en mogelijk private partijen gekeken wordt naar financieringsmogelijkheden van bijvoorbeeld grote gebiedsontwikkelingen en mobiliteitsopgaven in de regio. Dit vraagt een (financiële) bijdrage van alle partijen. Wij leveren ons aandeel en rekenen erop dat zo ook andere partijen mee investeren. Daarom hebben we voor nu de eigen investeringsmogelijkheden van de gemeente zo veel mogelijk buiten beschouwing gelaten. Zo kunnen we, samen met de genoemde partners, alternatieve manieren van bekostiging realiseren. Als bij de komende voorjaarsnota opnieuw blijkt dat bezuinigingen nodig zijn, dan ontkomen we er waarschijnlijk niet aan ook onze lange termijnambities en investeringen te heroverwegen.
Financieel beeld
Bij de Voorjaarsnota 2019 gaven wij aan dat een pakket van maatregelen ter grootte van 13 miljoen euro nodig zou zijn om de begroting sluitend te maken. Door de meicirculaire die hierop volgde verslechterde dit beeld nog eens met 2,1 miljoen euro. Dit totaalbedrag van 15,1 miljoen euro is nu naar beneden bijgesteld tot 6,5 miljoen euro. Dit komt door:
- In de voorjaarsnota van 2018 is structureel 4 miljoen euro toegevoegd vanuit de algemene middelen aan de budgetten voor de zorg voor jeugd. In de meicirculaire zijn vanuit het Rijk extra middelen beschikbaar gekomen voor de zorg voor jeugd. De 4 miljoen euro, die we eerder uit eigen middelen vrijgemaakt hebben, zal daarom weer terugvloeien naar de algemene middelen.
- Een correctie in de begroting op twee punten die had moeten worden toegepast. Deze fout is zeer spijtig maar zorgt voor een ‘meevaller’ van 4,6 miljoen euro.
In totaal zorgen deze ontwikkelingen ervoor dat er nog een bezuinigingstaakstelling van 6,5 miljoen euro resteert.
Onzekere factoren bij het opstellen van de begroting zijn ontwikkelingen op rijksniveau. De decentralisaties in het sociaal domein uit het verleden werken nog steeds door. Dit zien we onder andere door knelpunten in de jeugdzorg.
De recente uitspraak van de Raad van State inzake het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is een onzekere factor voor bestaande en toekomstige planvorming. Deze uitspraak kan namelijk effect hebben op onder andere bestemmingsplannen, woningbouwprojecten en omgevingsvergunningen in de stad. Dat leidt mogelijk tot stagnatie en dat brengt financiële risico’s met zich mee.
Er is al enkele jaren sprake van lagere rijksuitgaven dan begroot. In de financiële systematiek (‘trap op trap af’) leidt dit voor Utrecht tot minder middelen uit het gemeentefonds dan eerder begroot.
Daarnaast werkt het Rijk aan de herijking van het gemeentefonds. Dit kan leiden tot herverdelingseffecten met ingang van de begroting 2021.
Al deze ontwikkelingen samen zorgen voor een onzeker financieel beeld. We blijven de ontwikkelingen komende tijd nauwgezet volgen en we voeren hierover intensieve gesprekken met het Rijk. Deze – bestuurlijke en ambtelijke - gesprekken beslaan diverse beleidsterreinen.