Inleiding
Weerbaarheid heeft te maken met veerkracht of het vermogen om onverwachte financiële klappen op te vangen en bestand te zijn tegen de impact van bestaande risico’s. We zien voor de komende jaren een verdere daling van de financiële weerbaarheid. De uitvoering van omvangrijke investeringsprogramma’s met inbegrip van aanwending van de daarvoor gereserveerde middelen maakt dat er minder eigen vermogen is om onvoorziene tegenvallers het hoofd te bieden. Dit wordt gestaafd in een dalende solvabiliteitsratio. Een positieve ontwikkeling tekent zich af in de afname van de onderhandenwerkpositie bij de grondexploitaties, met name doordat Leidsche Rijn in de opbrengstfase verkeert. De grote activiteiten in het stationsgebied kennen een piek in 2020 en nemen daarna af. De indicator blijft meerjarig ruimschoots onder de kritieke grens van 10%.
Hierna bespreken we vier onderwerpen voor wat betreft hun bijdrage aan de weerbaarheid.
Reservepositie eigen vermogen
a. Ratio weerstandsvermogen
Zie ook paragraaf ‘Weerstandsvermogen en Risicobeheersing'. De ratio weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin wij in staat zijn om tijdelijk risico’s op te vangen zonder dat het beleid moet worden gewijzigd. De algemene reserve vormt de directe weerstandscapaciteit om risico’s af te dekken. Daarnaast is sprake van indirect weerstandsvermogen in de vorm van onbenutte belastingcapaciteit en de post 'onvoorzien'.
Formule: (Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / benodigde weerstandscapaciteit)
Maatstaf
De maatstaf vloeit voort uit de Nota ‘Risicomanagement en weerstandsvermogen’ . De ratio weerstandsvermogen wordt stabiel op 1 gehouden.
Tabel: Ratio weerstandsvermogen
Begroting jaar 2020 | Verslag 2018 | Begroting 2019 | Begroting 2020 | MJR | MJR | MJR |
Ratio weerstandsvermogen | 0,98 | 1,03 | 1,05 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
Stand van zaken
De ratio weerstandsvermogen van Utrecht was bij de verantwoording 2018 gelijk aan 0,98. Bij de begroting 2020 is de benodigde weerstandscapaciteit opnieuw beoordeeld en komt de ratio op 1,05. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling van de benodigde weerstandscapaciteit. Voor verdere toelichting zie de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing.
Sturingsmogelijkheden
Door middel van actieve risicobeheersing bij het aangaan van financiële en juridische verbintenissen en in de werkprocessen en door zekerheden te stellen bij kredietverstrekking worden bestaande risico's verminderd en nieuwe zoveel mogelijk beperkt. Hiermee werken wij doorlopend aan een toereikend weerstandsvermogen zodat wij minder beroep hoeven doen op de algemene risicoreserve, hetgeen de weerbaarheid ten goede komt.
b. Relatieve omvang van de programmareserves
In deze Programmabegroting vindt u in de bijlagen de stand van de reserves gespecificeerd.
Naast de algemene reserve zijn ook de programmareserves onderdeel van het eigen vermogen van de gemeente en ligt hierin weerbaarheid besloten. De bestemming van programmareserves kan nog door de raad worden aangepast mocht dit nodig zijn, bijvoorbeeld om in te spelen op een financiële crisissituatie. Dat laatste geldt voor zover er nog geen contractuele verplichtingen zijn aangegaan. Reserves ter dekking van kapitaallasten zijn hiervan uitgezonderd. De totale omvang van de programmareserves fluctueert maar is in de regel voldoende groot zodat een vast bestanddeel ruimte biedt voor herbestemming.
Maatstaf
We volgen het verloop van de bestemmingsreserves in relatie tot het totaal van de jaarlasten. Bij een toename gaan we ervan uit dat ook de weerbaarheid die besloten ligt in de betreffende reserves toeneemt.
Formule: [totaal van de programmareserves begin jaar gedeeld door totaal van de exploitatielasten, uitgedrukt in %]
Tabel: Relatieve omvang programmareserves
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Begroting jaar 2020 | Verslag 2018 | Begroting 2019 | Begroting 2020 | MJR | MJR | MJR |
Programmareserves | 236,5 | 228,3 | 153,5 | 131,1 | 119,4 | 112,8 |
Totaal lasten vóór reserves | 1.416 | 1.518 | 1.434 | 1.412 | 1.358 | 1.311 |
Relatieve omvang programmareserves | 16,7% | 15,0% | 10,7% | 9,3% | 8,8% | 8,6% |
Stand van zaken
De weerbaarheid in de vorm van programmareserves neemt verder af. De belangrijkste oorzaak van de afname is het in uitvoering nemen van projecten uit de investeringsprogramma’s Stedelijke ontwikkeling, Bereikbaarheid, Openbare ruimte en Masterplan onderwijs. De daling van de begrotingstotalen voor de lasten in de jaren 2019 tot en met 2023 zorgt daarentegen voor een tempering van de afname van de relatieve omvang (een zogenaamd noemer-effect), hetgeen de weerbaarheid ten goede komt.
Sturingsmogelijkheden
Omvangrijke programmareserves zijn gunstig voor de weerbaarheid maar anderzijds verkleinen ze de beleidsruimte. Met het oog op optimalisering van de sturingsruimte werken wij volgens de Nota Reserves. De spelregels zorgen voor een afweging bij het instellen van reserves voor wat betreft het doel, de omvang, het gebruik en de afloop ervan. De nota is in 2019 geactualiseerd.
Solvabiliteitsratio (BBV)
De solvabiliteit geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal. Het eigen vermogen van de gemeente bestaat volgens artikel 42 van het Besluit begroting en verantwoording uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.
Formule:
[totale eigen vermogen einde jaar gedeeld door het totaal van de passiva einde jaar, uitgedrukt in %]
Maatstaf
Dit kengetal is bedoeld om de gemeentelijke financiële positie inzichtelijker te maken en de vergelijkbaarheid tussen gemeenten te vergroten. Hoe hoger de ratio, des te gunstiger voor de financiële weerbaarheid.
Tabel: Solvabiliteitsratio
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Begroting jaar 2020 | Verslag 2018 | Begroting | Begroting | MJR | MJR | MJR |
Eigen vermogen | 628,0 | 557 | 485 | 468 | 464 | 463 |
Totaal passiva /totaal vermogen | 1.873,8 | 1.921 | 2.032 | 2.121 | 2.148 | 2.136 |
Solvabiliteitsratio | 33,5% | 29,0% | 23,9% | 22,1% | 21,6% | 21,7% |
Bovenstaande waarden zijn ontleend aan de geprognosticeerde balans elders in deze begroting.
Stand van zaken
De solvabiliteitsratio van Utrecht bedroeg per eind 2018 33,5%. Volgens de Databank Financiële Kengetallen van het Ministerie van BZK lag dit rond het landelijke gemiddelde. Per eind 2017 lag de solvabiliteit van gemeenten landelijk nog rond de 36%.
De solvabiliteitsratio laat een daling zien naar een niveau van rond de 22% per eind 2021, waarna deze stabiliseert. Deze daling wordt veroorzaakt door de verwachte EMU-tekorten voor de komende jaren. De hoofdoorzaken van deze tekorten zijn:
- negatieve exploitatiesaldi vóór bestemming
- de forse ramingen aan investeringsuitgaven
Zie ook het overzicht EMU-saldo in de bijlagen bij deze begroting als ook de geprognosticeerde balans.
Kengetal grondexploitaties (BBV)
Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd ervan lang is. Hoe verder inkomsten in de toekomst liggen, des te meer rentekosten en risico's dit met zich meebrengt. Ieder jaar rapporteren wij bij de voorjaarsnota en bij de tweede bestuursrapportage over de actuele stand en prognoses in het Meerjarenperspectief Ruimte 2019. Daarin volgen wij de variabelen die van belang zijn voor de financiële resultaten: programma/projecten, planning, prijs, parameters, projectkosten en programmarisico's (de zes P's). Ook bevatten de peilstokken gevoeligheidsanalyse op basis van verschillende ‘slecht weer’ scenario’s.
Formule: [(niet in exploitatie genomen bouwgronden + bouwgronden in exploitatie) / totaal van de baten vóór reserves, uitgedrukt in %]
Maatstaf
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale baten. Als maatstaf hanteren we de omvang van de onderhanden werken, vermeerderd met de niet in exploitatie genomen gronden, als absoluut bedrag ten opzichte van het totaal van de baten (vóór reserves). Hoe lager de uitkomst, hoe gunstiger voor de financiële weerbaarheid. Een uitkomst van 10% of hoger beschouwen we als kwetsbaar.
Tabel: Kengetal grondexploitaties
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Begroting jaar 2020 | Verslag 2018 | Begroting 2019 | Begroting | MJR | MJR | MJR |
Niet in exploitatie genomen bouwgrond: | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bouwgronden in exploitatie: | ||||||
| -16,9 | -31,2 | -86,2 | -84,7 | -115,9 | -130,5 |
| 48,7 | 89,7 | 125,2 | 103,5 | 111,8 | 0 |
| 40,8 | 19,0 | 21,9 | 12,4 | 12,7 | 14,1 |
Activa gronden in exploitatie | 72,6 | 77,5 | 60,9 | 31,2 | 8,6 | -116,4 |
Totaal baten vóór reserves | 1.399 | 1.448 | 1.362 | 1.395 | 1.354 | 1.310 |
Relatieve omvang onderhanden werk | 5,2% | 5,4% | 4,5% | 2,2% | 0,6% | -8,89% |
Stand van zaken
De relatieve waarde van de gezamenlijke grondexploitaties blijft onder de kwetsbare stand van 10% en wordt beduidend gunstiger in de komende jaren. Naarmate de uitvoeringsfase van plannen vordert en projecten kunnen worden opgeleverd en administratief afgesloten, nemen de financiële risico’s af. Naar verwachting loopt het onderhanden werk van de grondexploitatie Stationsgebied tot en met 2022, waarna deze kan worden afgesloten. Dit heeft in 2023 een aanzienlijk gunstig effect op de financiële weerbaarheid. Een uitgebreide toelichting van de grondexploitaties, inclusief 'slecht-weer-scenario's' staat in Meerjaren Perspectief Ruimte: Utrecht MPR 2019.
Sturingsmogelijkheden
Contractuele zekerheden beperken het risico op nog te ontvangen baten, maar 100% zekerheid is niet te geven. Bij onzekerheid over de mogelijkheid gemaakte kosten terug te verdienen verlagen we het begrote saldo van de betreffende grondexploitatie. Bij een negatieve grondexploitatie leidt dit automatisch tot een voorziening. Daarnaast zijn wij in staat risico's op te vangen door middel van ingebouwde financiële buffers.
Robuuste begroting
a. Structurele exploitatieruimte (BBV)
Dit kengetal is van belang voor de beoordeling van de structurele ruimte om de lasten te blijven dragen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten.
Formule: [(structurele baten -/- structurele lasten) + (structurele onttrekkingen -/- structurele stortingen reserves) / totale baten vóór reserves] x 100%
Maatstaf
Een positieve uitkomst van dit kengetal houdt in dat het structurele deel van de begroting voldoende ruimte biedt om de lasten te blijven dragen.
Tabel: Structurele exploitatieruimte
Bedragen x 1.000 euro
Begroting jaar 2020 | Verslag 2018 | Begroting | Begroting | MJR | MJR | MJR |
Structurele exploitatieruimte | -0,51% | 0,39% | 0,41% | 0,40% | 0,42% | 0,43% |
Stand van zaken
De prognose van de uitkomsten is constant licht positief. Dit komt doordat er als gevolg van de verlaging van interne rente van 4% naar 2% bij voorjaarsnota 2018 middelen in de algemene dekkingsreserve vloeien (2,332 miljoen euro).
Sturingsmogelijkheden
Met behulp van meerjarenplannen zetten wij de benodigde middelen voor omvangrijke projecten af tegen de gespaarde middelen in bestemmingsreserves. Daarnaast werken we in de regel met kapitaallastenreserves voor de dekking van kapitaallasten gedurende de hele levensduur. Zodoende zorgen we ervoor dat investeringen van nu zo weinig mogelijk beslag leggen op toekomstige begrotingsmiddelen.
b. Stabiele begroting
Als gevolg van gewijzigde economische omstandigheden, kortingen in het gemeentefonds of herdefiniëring van gemeentelijke taken en beleid kan het noodzakelijk zijn (financiële) taakstellingen in de begroting op te nemen. Voor een stabiele en realistische begroting is het van belang dat deze taakstellingen zo snel mogelijk van concrete maatregelen worden voorzien.
Maatstaf
Als maatstaf gebruiken we het criterium dat financiële taakstellingen bij de voorjaarsnota van realiseerbare maatregelen moeten zijn voorzien.
Stand van zaken
In deze Programmabegroting 2020 geven wij invulling aan een tweetal taakstellingen die bij de Voorjaarsnota 2019 zijn opgenomen te weten:
- Een algemene bezuinigingstaakstelling die oploopt van 9 miljoen euro in 2021 naar 13 miljoen euro structureel vanaf het jaar 2022 ( voor 6,5 miljoen euro ingevuld door maatregelen; zie toegelicht in bijlage 'Maatregelen sluitende begroting' 'Invulling structurele besparing (begroting balans)'.
- Een incidentele verlaging op de intensiveringen vanuit het coalitieakkoord van 7 miljoen euro
Er resteert dan nog een taakstelling die door een efficiënte inkoop dient te worden gerealiseerd. Deze taakstelling bedraagt 0,5 miljoen euro in 2021, 1 miljoen euro in 2022 en vervolgens 2 miljoen euro structureel vanaf 2023.
Ten slotte is er sprake van een taakstelling op het rijk. Dit gaat over de vergoeding van de kosten jeugdzorg.
Het Ministerie van BZK en VNG zijn nu in overleg met provinciale toezichthouders tot een richtlijn gekomen , waarbij het gemeenten is toegestaan een structurele stelpost in te boeken. Wij hebben dat veiligheidshalve gedaan voor een bedrag van 2,1 miljoen euro. Op basis van deze richtlijn had dit 6 miljoen euro mogen zijn.
Sturingsmogelijkheden
Taakstellingen moeten tijdig worden gerealiseerd zodat de financiële resultaten niet onder druk komen.
c. Financieel evenwicht
Financieel evenwicht is één van de voornaamste criteria waarop de Provincie onze begroting beoordeelt. Tot 2014 was het criterium voor financieel evenwicht een ‘sluitende begroting’. Dit houdt in dat de structurele lasten financieel gedekt zijn met structurele baten en dat de begroting over een periode van vier jaar geen tekorten bevat. Sinds 2014 is het landelijke gemeenschappelijk toezichtkader ‘Kwestie van evenwicht’ van kracht. Het criterium daarbij is ‘structureel en reëel evenwicht’. Dit houdt in dat de Provincie toetst op kwaliteit en plausibiliteit van de begroting en meerjarenraming, waarbij het realiteitsgehalte en de volledigheid van de geraamde baten en lasten worden getoetst.
Met ingang van 2020 geldt het nieuwe Gemeenschappelijk financieel toezichtkader (GTK 2020). Dit is in lijn met de gewenste modernisering van het toezicht en met de ontwikkelingen, waaronder de decentralisaties in het Sociaal Domein in 2015 en de wijziging van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) in 2016. De vier uitgangspunten van de toezichthouder zijn:
- uniformiteit en maatwerk
- risicogericht toezicht
- toezicht is proportioneel
- transparantie
Maatstaf
Onze maatstaf sluit aan bij de hiervoor genoemde toezichtcriteria van de Provincie Utrecht. Deze zijn gebaseerd op:
- de Gemeentewet (artikel 203);
- de Algemene Wet Bestuursrecht (titel 10:2);
- het Besluit Begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV);
- Gemeenschappelijk financieel toezichtkader GTK 2020 dd voorjaar 2019;
- Begrotingscirculaire 2020-2023 provincie Utrecht dd april 2019 met daarin aandachtspunten voor het opstellen van begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023.
Een begroting die voldoet aan de toetsingscriteria van de provincie leidt tot repressief toezicht. Dit houdt in dat wij de begroting direct kunnen uitvoeren zonder goedkeuring vooraf door de provincie.
Stand van zaken
Bij voorjaarsnota 2019 hebben wij voor de jaren 2020-2023 een sluitend meerjarig beeld vastgesteld met een aantal taakstellingen. Bij deze programmabegroting zijn deze taakstellingen van realiseerbare maatregelen voorzien. Wij verwachten dan ook dit jaar aan de toetsingscriteria van de Provincie te voldoen.